Januari 2024
Leren van gedrag vraagt om een sterke pedagogische basis
Kees Guijt heeft als adjunct-directeur de dagelijkse leiding op de Prins Willem Alexanderschool in Katwijk. Sinds 1 september is hij ook projectleider Leren van Gedrag voor ons samenwerkingsverband. Enthousiast vertelt hij over zijn eerste maanden in die rol, waarin hij flink studie maakte van dit complexe thema. In gesprek over inzichten en bevindingen na de eerste projectfase van literatuurstudie en interviews.
Heel veel route- en verwijzingsvragen aan het swv komen voort uit handelingsverlegenheid op omgang met bijzonder gedrag. Het swv zet twee jaar lang extra in op dit thema met als doel het versterken van de basisondersteuning. Kees Guijt is projectleider. Na een eerste projectfase van veel onderzoek en reflectie op het thema, gaat Kees nu verder met zijn volledige projectaanpak, waarin zeker aandacht zal zijn voor de pedagogische cultuur in de school. Meer daarover in volgende nieuwsbrieven.
‘Gedrag’ is op veel scholen een groot thema”, merkt Kees. “Dat merkt het samenwerkingsverband onder meer aan de toename van ondersteuningsvragen en ook aan de stijging van het aantal toelaatbaarheidsverklaringen. Heel goed dat dit bij het versterken van de basisondersteuning in ons samenwerkingsverband dus specifiek aandacht krijgt. Daar is alle aanleiding toe denk ik.”
Eerst de diepte
Kees deed de afgelopen periode eerst literatuuronderzoek, bracht trends en data in beeld en voerde binnen en buiten het samenwerkingsverband veel gesprekken over omgaan met opvallend gedrag. “Ik maak er zeker geen wetenschappelijk onderzoek van”, lacht hij, “we zoeken juist naar een praktijkgerichte aanpak.”
Eigen praktijk
Natuurlijk neemt Kees ook zijn eigen praktijkervaring mee. “Bij ons op school zagen we in het verleden geregeld een duidelijke omslag in groep 6. Dan wordt er een groter beroep gedaan op de executieve functies van een kind en dat kan lastig zijn. Rond die leeftijd begint heel voorzichtig ook het eerste puberen. Als dit zijn weerslag heeft op het gedrag dat een kind laat zien, kwam er bij onderwijsprofessionals soms meer handelingsverlegenheid om de hoek kijken. Tegenwoordig zien we juist opvallend gedrag bij jongere kinderen.”
Naweeën van corona?
In het gehele samenwerkingsverband is de stijging van het aantal kinderen dat onvoldoende ondersteund kan worden op de reguliere basisschool opvallend. “We nemen aan dat dit echt nog te maken heeft met de naweeën van de coronatijd, die nadelig was voor de sociale ontwikkeling van veel jonge kinderen”, licht Kees toe.
Terug naar de basis
Zijn onderzoek-tot-zover bracht Kees in elk geval al tot het inzicht dat we het antwoord op gedragsvragen vooral in de pedagogiek moeten zoeken.
“Ik ben er steeds meer van overtuigd geraakt dat we de pedagogische basis moeten versterken, om beter om te gaan met gedragsvragen. Vinden we gedrag van een kind ‘afwijkend’, dan zoeken we nog maar al te vaak het ‘probleem’ bij het individuele kind, terwijl gedrag zich natuurlijk altijd afspeelt in de context van de groep, de school als gemeenschap, in de relatie tussen leerling en leerkracht.”
Tijd voor een goed (pedagogisch) gesprek
Hoog tijd voor het goede pedagogische gesprek, denkt Kees. Dat wordt in zijn eigen kern in elk geval al geagendeerd. Welke leraar wil je zijn? Welke patronen heb je in je pedagogisch handelen die wellicht niet behulpzaak zijn en hoe doorbreek je die? Wat zit er achter het gedrag van leerlingen en waarom doen zij wat ze doen? Wat is de gezamenlijke pedagogische opdracht als team? Over dit soort vragen kan het gaan in een pedagogisch gesprek. “Scholen zullen een pedagogische cultuur moeten ontwikkelen én in stand moeten zien te houden. En dat is een uitdaging, ook gezien het grote verloop en het lerarentekort.”